Zelfbouw wattmeter met een Arduino
Meet 21 parameters gerelateerd aan spanning, stroom en vermogen. Geschikt voor AC en DC.
Het is moeilijk en soms zelfs onmogelijk om het vermogen en energie te meten met gewone multimeters. Om zulke metingen nauwkeurig en betrouwbaar te verrichten is een speciale wattmeter nodig. Deze meters zijn vaak erg prijzig en een goedkoper alternatief in de vorm van een zelfbouw wattmeter op basis van een Arduino Nano wordt in dit artikel beschreven.
Parameters
Deze wattmeter meet het reële vermogen, schijnbaar en reactief vermogen, fase en energie. Behalve dit meet deze wattmeter ook de gemiddelde, RMS, standaard deviatie, maximum, minimum en frequentie van zowel de spanning als de stroom. En het kan het oppervlak bepalen van de spanning (flux) en stroom (lading) en het houdt de meettijd bij. Afhankelijk van het gebruikte display, twee of vier parameters kunnen tegelijkertijd getoond worden.
Zoals een ideaal instrument zou meten doen maakt het geen onderscheid tussen AC en DC. Het komt er op neer dat de juiste parameter gekozen moet worden die door dit instrument allen wiskundig verantwoord berekend worden. De bandbreedte is ongeveer 1,8 kHz voor de spanning, stroom, reëel en schijnbaar vermogen. De bandbreedte voor het reactief vermogen en fase is beperkt tot netfrequenties: 50~60 Hz.
Nauwkeurigheid
Hoewel een Arduino niet het meest nauwkeurige board is kan er toch een redelijk meetinstrument mee gemaakt worden. Wanneer de voorgeschreven onderdelen gebruikt worden en de wattmeter gekalibreerd wordt kan een nauwkeurigheid van 0,2 % over een temperatuurbereik van 10 °C gehaald worden.
Code
De Arduino code voor deze wattmeter is beschikbaar als een tekst bestand: arduino-wattmeter-code-v1.0.
Lees de veiligheidsinstructies verderop.
Schakeling
Om het schema en de opbouw zo eenvoudig mogelijk te houden moest een offer worden gedaan: De meter heeft vaste bereiken voor de spanning en stroom. Daar staat tegenover dat slechts één versterker gebruikt is. Dit om de burden spanning zo laag mogelijk te houden.
Algemene beschrijving
De spanning wordt gemeten tussen de "COM" en "V" aansluitingen. Een spanningsdeler, R1 en R2, reduceert deze spanning zo dat deze door de analoge ingang (A4) van de Arduino gemeten kan worden. De diodes D1, D2 beschermen de Arduino tegen te hoge spanningen. De te meten stroom vloeit vanaf de "A" aansluiting door de zekering F1 en shuntweerstand R3 naar de "COM" aansluiting. De stroom door de shuntweerstand R3 veroorzaakt een spanningsval daarover die evenredig is met de stroom. Omdat deze spanning erg klein is (±50 mV full range) moet deze versterkt worden met de schakeling rond IC1 voordat deze aan de analoge ingang A5 kan worden aangeboden. De diodes D3 en D4 beschermt de elektronica tegen spanningspieken.
Om het mogelijk te maken om zowel positieve als negatieve spanningen te meten moet de "COM" aansluiting op halverwege de referentiespanning gelegd worden. De gebruikte interne referentiespanning van de Arduino is 1,1 V, dus de "COM" spanning met ongeveer 0,55 V zijn. De impedantie van deze spanning moet redelijk laag zijn in vergelijking tot R2. En omdat de referentiespanning van de Arduino alleen ligt belast mag worden, is de halve referentie spanning gemaakt uit de 5 V voedingsspanning met behulp van de spanningsdeler R6 & R7. Hoewel deze spanning zal fluctueren heeft dit geen consequnties voor de nauwkeurigheid omdat deze spanning ook wordt gemeten (A6) en gebruikt wordt in de berekeningen.
De gemeten parameters worden van een 16*2 (of 16*4) karakter LCD-module afgelezen die met een 4 bit databus en 3 besturingssignalen verbonden is met de Arduino. De parameters kunnen geselecteerd worden met vier knoppen S1...4. De LED D7 is de overbelasting indicator en zal oplichten als de spanning of stroom buiten het meetbereik komt en de meting niet nauwkeurig meer is. De wattmeter wordt gevoed met een 9 VDC adapter die verbonden is met de VIN en GND van de Arduino. De opgenomen stroom is ongeveer 75 mA.
Spanning & stroom bereik
Omdat het spannings- en stroombereik is gefixeerd moeten de ingangsschakelingen aangepast worden aan de applicatie waarin de meter gebruikt gaat worden. Wanneer een bereik gekozen wordt moet worden geanticipeerd op hogere piekwaarden ipv. de nominale waarden. Bijvoorbeeld: als de wattmeter gebruikt wordt om the meten aan een 12 V PV-systeem, zal de accuspanning kunnen stijgen tot 14 V en meer, en de klemspanning van het PV-paneel kan makkelijk 18 V worden. Met betrekking tot de stroomwaarden is het nog ongunstiger door de inschakelpieken. Houd in het achterhoofd dat het gekozen bereik een piekwaarde betreft. De piekwaarde van een 100 Veff sinusvormige spanning is √2 hoger: 141 V.
Ingangsspanning verzwakker
De ingangsspanning verzwakker wordt ingesteld met de weerstanden R1 en R2. Dit weerstandsnetwerk zal de aangeboden spanning zodanig verlagen dat de Arduino de halve referentiespanning 0,55 V meet bij maximum bereik. De weerstand R2 ligt vast op 10 kΩ, en het bereik wordt vastgelegd door R1 en wordt als volgt berekend:
[Ω].
Als bijvoorbeeld een 50 V bereik gewenst is, dan moet R1 899 kΩ zijn. Dit is geen standaard E12 waarde en moet naar boven worden afgerond naar 1 MΩ. De waarde van R1 mag nooit lager worden gekozen dan 10 kΩ in verband met de overspanningsbeveiliging. Daarom is het kleinst mogelijke bereik ±1,1 V.
Stroom bereik
Het stroombereik wordt bepaald door de weerstandswaarde van de shunt R3, de versterking en de gevoeligheid van de analoge ingang. Omdat de Arduino ingangsgevoeligheid vast ligt op ±0,55 V en de versterking ook vast ligt op 10 maal, is de spanningsval over R3 ±55 mV bij maximaal bereik. Hierdoor wordt het bereik vastgelegd door de waarde van R3 en wordt als volgt berekend:
[Ω]
Als een 5 A bereik gewenst is zal R3 0,011 Ω moeten bedragen, dit wordt afgerond naar 0,01 Ω.
Shunt weerstand eigenschappen
De eigenschappen van de shuntweerstand zijn zeer bepalend voor de stroommeting en verdienen daarom extra aandacht. De weerstandswaarde varieert met de temperatuur. Niet alleen met de omgevingstemperatuur maar ook door zelfopwarming. Om het effect van zelfverwarming te reduceren moet de toegestane vermogensdissipatie flink overgedimensioneerd zijn. De gespecificeerde vermogensdissipatie moet ongeveer 10 maal zo groot zijn als de maximale werkelijke dissipatie. In het schema dissipeert de shuntweerstand 5 A · 50 mV = 0,25 W, en daarom is voor een 3 W type gekozen. Als de shuntweerstand een temperatuurcoëfficiënt heeft van 50 ppm/°C dan is een tolerantie van 0,1% haalbaar binnen een temperatuurbereik van 20 °C. Dit is inclusief de zelfverwarming van de shunt en temperatuur stijging binnen de behuizing. Als een weerstand is gebruikt met een hogere temperatuurcoëfficiënt dan zal deze de nauwkeurigheid domineren. De normale opgegeven tolerantie is van minder belang omdat deze gecompenseerd wordt door de kalibratie.
De burden spanning over de shuntweerstand is erg klein gekozen (50 mV max.), hierdoor is de resolutie 50 μV op een vier digit display. Dit heeft een consequentie: de thermo-elektrische spanning bij de aansluitingen die van verschillende materialen zijn gemaakt, zullen merkbaar worden als er een temperatuurverschil bestaat tussen deze twee aansluitingen. Temperatuurverschillen kunnen eenvoudig ontstaan door verschillende vermogensdissipaties van omringende componenten. Zelfs door verschil in soldeerverbinding van de twee shunt aansluitingen kunnen temperatuurverschillen ontstaan. De meeste weerstanden genereren significante thermo-elektrische spanningen en zijn daardoor onbruikbaar voor deze toepassing. De geadviseerde weerstand voor de shunt is de VISHAY-DALE - WSL3637R0100FEA die uitstekende eigenschappen heeft.
Versterker
De LTC1050 is een speciale rail-to-rail opamp met een kleine input offset voltage (5 μV) en een lage input bias current (10 pA). Vervang deze opamp niet door een ander type met onbekende of slechtere eigenschappen.
Componenten analoog deel
Alle weerstanden die in de analoge sectie gebruikt worden, R1, R2 en R4...7, zijn 0.25 W metaalfilm types met een tolerantie van 1 % en een temperatuurcoëfficiënt van 100 ppm/°C of beter. De beveiligingsdiodes D1...6 moeten een zeer kleine sperstroom bezitten. Hoewel de opgegeven 1N4184 niet het meest geschikte type is, zal deze hier goed functioneren. De diodes hebben echter wel een redelijk grote spreiding in sperstroom, daarom is het niet onverstandig om deze te meten alvoor deze te gebruiken. Om dit te meten schakel de diode in sperrichting samen met een voltmeter (Ri=10MΩ) en een 9 V batterij in serie. De gemeten spanning mag niet groter zijn dan 100 mV, wat correspondeert met een lekstroom van 10 nA.
Opbouw
Het prototype van de wattmeter is gebouwd als een enkelvoudige eenheid en heeft geen externe bedrading naar connectors. Alleen het vast gemonteerde knoppen printje is een soort uitzondering. De wattmeter kan gebouwd worden op een 80*100 mm groot Perfboard en is redelijk eenvoudig. Alleen de volgende punten hebben extra aandacht nodig:
De stroom word gemeten met een vierpuntsmeting. De shuntweerstand R3 heeft om die reden vier aansluitingen: I+ & I- waardoor de stroom vloeit, en S+ & S- waarover de burden spanning wordt gemeten. Dit is te zien in de foto hiernaast. In het schema is een sterpunt getekend aan de spanningsaansluiting S- aan de "COM" zijde. Alle aansluitingen met deze kunstmatige "nul" mogen alleen op dit punt worden gemaakt om meetfouten te voorkomen. Het laatste punt is het verschil in digitale massa voor de schakelaars en het display, en de analoge massa gebruikt voor de analoge ingang. Verbind deze twee massa's niet met elkaar, de Arduino heeft reeds een interne verbinding tussen deze twee massa's.
Maak na het solderen de print en ook het Arduino Nano board goed schoon met Isopropylalcohol. Dit is om ongewenste lekstromen te voorkomen die veroorzaakt kunnen worden door de achtergebleven flux.
Aantal | Label | Onderdeel |
1 | Arduino Nano 3.0 board | |
1 | 2*16 (or 4*16) karakters LCD module | |
1 | R1 | * 1MΩ metaalfilm 1% |
1 | R2 | 10kΩ metaalfilm 1% |
1 | R3 | * 10mΩ 1% VISHAY DALE WSL3637R0100FEA |
1 | R4 | 1kΩ metaalfilm 1% |
1 | R5 | 10kΩ metaalfilm 1% |
1 | R6 | 2.2kΩ metaalfilm 1% |
1 | R7 | 270Ω metaalfilm 1% |
1 | R8 | 470Ω koolfilm 5% |
1 | R9 | 22Ω koolfilm 5% |
1 | R10 | 10kΩ instelpot |
2 | C1 C3 | 100nF ker |
1 | C2 | 47μF, 16V ELCO |
6 | D1...6 | 1N4148 |
1 | D7 | LED 5mm oranje |
1 | IC1 | LTC1050-CN8 |
4 | S1...4 | drukknop met lange schacht |
1 | Adapter connector | |
1 | Veiligheids banaanbus zwart | |
2 | Veiligheids banaanbus rood | |
1 | 5*20 mm zekeringhouder | |
1 | F1 | 5*20 mm 5 zekering * |
1 | 8 pin IC voetje | |
2 | 6 pin header socket | |
2 | 6 pin header pin | |
2 | 15 pin header socket | |
1 | Perfboardboard 80*100 mm | |
1 | Perfboardboard 10*60 mm | |
x | M3 schroeven en moeren | |
1 | Behuizing |
De onderdelenlijst voor de wattmeter is afgebeeld in tabel 1. De waarden voor de weerstanden R1 en R3 zijn afhankelijk van het gewenste spannings- en stroombereik. De koolweerstanden mogen vervangen worden door metaalfilmweerstanden, maar vervang de metaalfilm types niet door koolfilm types.
Kalibratie
Om het programma te laten weten voor welke spanning en stroom bereiken de wattmeter gebouwd is moet een conversiefactor worden opgegeven voor beide bereiken. De conversiefactor voor het spanningsbereik wordt als volgt berekend:
en de conversiefactor voor het stroombereik is:
Met de componentwaarden in figuur 2 is de conversiefactor voor het spanningsbereik 1 MΩ + 10 kΩ / 10 kΩ = 101, en voor het stroombereik is dit 1 kΩ / (10 mΩ · 10 kΩ) = 10. Beide getallen moeten in de code worden ingevuld onder "Calibration & Hardware Data" zoals te zien is in de code sectie beneden. Hier wordt ook het type display dat gebruikt is opgegeven.
/*********** Calibration & Hardware Data ***********/
float Vdiv = 101.0; // Voltage conversion factor
float Cdiv = 10.0; // Current conversion factor
const byte LCDlines = 2; // LCD: Number of lines
const byte LCDwidth = 16; // LCD: Number of character per line
/***************************************************/
De wattmeter meet nu met een basis tolerantie van ±10 %. Deze slechte nauwkeurigheid wordt voornamelijk veroorzaakt door de grote tolerantie van de interne referentiespanning van de Arduino. Maar de nauwkeurigheid kan flink verbeterd worden tot ±0,2 % door kalibratie en afregelen van de wattmeter.
Afregelen
Om de wattmeter te kalibreren is een betrouwbare multimeter en een stabiele regelbare voeding nodig. Verzeker je ervan dat de code met de berekende conversiefactors in de Arduino is geladen. Schakel de wattmeter, regelbare voeding en multimeter in en laat deze voor 30 minuten opwarmen. Verbind de regelbare voeding en multimeter parallel met de wattmeter spanningsingang. Stel de regelbare voeding in op een spanning die dicht bij het maximum spanningsbereik van de wattmeter ligt en lees de waarde van de multimeter Vref en wattmeter Vread. De nieuwe spanning conversiefactor wordt als volgt berekend:
Vervang de Vdiv waarde in de code met dit getal.
Als volgt wordt het stroombereik gekalibreerd en afgeregeld. Stel de stroombegrenzing van de regelbare voeding eerst in op 0 A. Verbind vervolgens de voeding, de multimeter (stroombereik) en wattmeter in serie. Gebruik de wattmeter stroom ingang. Stel de stroombegrenzing van de voeding nu in op een stroom die dicht bij het maximum bereik van de wattmeter ligt, en noteer de waarden van de multimeter Iref en wattmeter Iread. De nieuwe stroom conversiefactor kan hiermee als volgt worden berekend:
.
Vervang de Cdiv waarde in de code met dit getal.
Verbreek nu alle verbindingen met de wattmeter en upload de gemodificeerde code. Het is aan te raden om na deze afregeling het spannings- en het stroombereik opnieuw te kalibreren om de juistheid van de wattmeter te controleren. Nu zal de wattmeter de spanning en stroomwaardes met een veel grotere nauwkeurigheid meten. Omdat de interne referentiespanning en andere componenten nog steeds variëren met de temperatuur, zal de nauwkeurigheid van 0,2 % alleen gelden binnen een 10 °C temperatuur bereik.
Veiligheid
Gebruik deze wattmeter nooit om direct aan de netspanning of andere hoge spanningen te meten!
Hoewel het sterk wordt afgeraden om de wattmeter te gebruiken aan netspanning te meten, is het niet te voorkomen dan mensen dit toch gaan doen. Daarom wat tips om de risico's te verkleinen:
- Ten eerste: gebruik geen extern aangesloten adapter. De laagspanningsdraad is niet voldoende geïsoleerd om netspanning te voeren. Ook de metalen connector onderdelen zijn makkelijk aanraakbaar en vormen een een serieus veiligheidsrisico. Bouw de adapter met de wattmeter in één behuizing of gebruik batterijen.
- Gebruik drukknoppen met een lange plastic schacht zodat de aanraakbare delen minimaal 6 mm verwijderd zijn van de geleidende delen.
- Plaats het display achter een acrylaat plaat die verlijmd is met de plastic behuizing.
- De weerstand R1 kan geen hoge spanningen verdragen. Vervang deze door twee weerstanden in serie met een gelijke totale weerstand als berekend.
- En als laatste: Gebruik veiligheids banaanbussen voor de drie ingangsconnectors.
Gebruik
Het aansluitschema in figuur 10 laat zien hoe e wattmeter verbonden wordt met een spanningsbron en belasting. De foto in figuur 11 toont zelfde verbindingen in de praktijk. Verbind de spanningsconnector met het punt waarvan het vermogen gemeten moet worden. bv. de spanningsbron of belasting. Deze rechtstreekse verbinding voorkomt meetfouten door spanningsval over de draden.
De polariteit van de verbindingen hebben invloed op de meetresultaten. Als de spanning en stroom dezelfde polariteit hebben dan is het gemeten vermogen positief. Als de polariteit omgekeerd is, dan is het gemeten vermogen negatief.
Bedieningsknoppen
Elke regel op het display laat één enkele parameter zien. Deze parameters zijn vrij te kiezen met behulp van de bedieningsknoppen. Met de linker knop kan de regel gekozen worden, het display toont "....." op de plaats van de parameternaam. Nu kan de parameter gekozen worden met de tweede knop (parameter down) en derde knop (parameter up). Enkele parameters zijn op nul te stellen, zie tabel 2. Deze resetfunctie heeft een bescherming tegen het per ongeluk resetten van de waarden. Om de waarden te resetten moet de vierde knop (reset) ingedrukt worden gehouden en de eerste knop (line select) worden bediend.
Meten
De wattmeter is geschikt voor metingen aan zowel AC als DC systemen. Het reële vermogen en energie worden altijd correct gemeten zonder het instrument in te stellen voor een specifieke spanningsbron. Hetzelfde geld voor het meten van spanning en stroom. De geselecteerde parameter bepaald welke eigenschap van de spanning of stroom gemeten wordt.
- De mean waarden meten de gemiddelde waarden en worden voornamelijk gebruikt voor DC-applicaties
- De sdev waarden meten de RMS waarden over het AC-aandeel. Dit wordt gebruikt voor metingen aan wisselspanningsbronnen en wordt ook gebruikt om ruis en rimpel nivo's te meten.
- De RMS waarden meten de RMS-waarden over het totale signaal (AC+DC). Het wordt gebruikt om impulsvormige signalen in AC & DC applicaties.
kWh & Ah
De wattmeter meet de energie in de SI-eenheid: Joules (J), ook wel Watt*seconde (Ws). Om de energie in kWh te verkrijgen moet de aflezing in joules gedeeld worden door 3600000 (3,6*10^6). Iets gelijkaardigs is er aan de hand met de gemeten lading. Deze wordt gemeten in de SI-eenheid Coulomb (C), of Ampere*seconds (As). Om dit om te zetten naar de vaak gebruikte eenheid Ampere*uur (Ah), deel de aflezing door 3600.
Oversturing spanning en stroom ingangen
Als de aangeboden spanning of stroom buiten het meetbereik valt zal de overbelasting indicatie D7 oplichten. Tegelijkertijd zal een indicatie "^" tussen de waarde en eenheid bij de aangedane parameter te zien zijn. De gemeten waarden zijn onbetrouwbaar op het moment dat de overbelastingsindicatie te zien is.
Gemeten parameters
De wattmeter bemonsterd elke ingang, de spanning op A4 (Vadc), stroom op A5 (Iadc) en null op A6 (Nadc), 4808 keer per seconde. De null-waarde wordt afgetrokken van de gemeten spanning en stroom zodat de ADC-waarden zowel positief als negatief kunnen zijn. De middeling van ingangssignalen wordt gedaan over Ns = 3200 monsters en de tijdconstante is 0,67 seconde. De conversie van de ruwe ADC-waarden naar de echte spannings- en stroomwaarden wordt gedaan met een schaalfactor: Voor de spanningen is dit Vscale = ADCsense * Vdiv, en voor de stroom Cscale = ADCsense * Cdiv. ADCsense is de ADC gevoeligheid: 1,1 V / 1024.
Parameter | Symbool | Eenheid | Meetmethode | Opmerking |
Gemiddelde spanning | Vmean | V | ||
RMS spanning | VRMS | V | ||
Standaard deviatie spanning | Vsdev | V | ||
Maximum spanning | Vmax | V | De hoogst momentele spanning bemonsterd | Resetbaar |
Minimum spanning | Vmin | V | De laagst momentele spanning bemonsterd | Resetbaar |
Flux | Φ | Vs | Resetbaar | |
Spanning frequentie | f (V) | Hz | ||
Gemiddelde stroom | Imean | A | ||
RMS stroom | IRMS | A | ||
Standaard deviatie stroom | Isdev | A | ||
Maximum stroom | Imax | A | De hoogst momentele stroom bemonsterd | Resetbaar |
Minimum stroom | Imin | A | De laagst momentele stroom bemonsterd | Resetbaar |
Lading | Q | C | Resetbaar | |
Stroom frequentie | f (I) | Hz | ||
Reëel vermogen | Preal | W | ||
Schijnbaar vermogen | S | VA | Alleen geldig voor sinusvormige spanningen en stromen | |
Reactief vermogen | Q | var | Alleen geldig voor sinusvormige spanningen en stromen | |
Maximum vermogen | Pmax | W | Het hoogst momentele vermogen bemonsterd | Resetbaar |
Minimum vermogen | Pmin | W | Het laagst momentele vermogen bemonsterd | Resetbaar |
Energie | E | J | Resetbaar | |
Fase | φ | ° | Alleen geldig voor sinusvormige spanningen en stromen | |
Tijd | t | s | Teller met voordeler in de ADC-interrupt routine. | Resetbaar |
Software
Download the Arduino wattmeter code hier: arduino-wattmeter-code-v1.0.
ADC & multiplexer
Het sturende deel van het programma is de ADC-interrupt routine. De ADC-interrupt routine wordt aangeroepen door de Analoog/Digitaal Converter telkens als een conversie klaar is en de resultaten beschikbaar zijn. Om een hoge bandbreedte te bereiken is de samplefrequentie zo hoog mogelijk gekozen. Met in het achterhoofd het grote aantal berekeningen dat gedaan moet worden binnen de interrupt routine is de samplefrequentie ingesteld op 19231 Hz. Dit kan niet bereikt worden met de standaard Arduino analogRead functie. De ADC is daarom configureert in de free running mode. Dit garandeert ook dat er voldoende verwerkingstijd overblijft voor de rest van het programma.
Multiplexer
De ADC meet drie ingangen: de ingangsspanning, de stroom en de null-referentie. Omdat de Arduino maar één ADC heeft en er maar één conversie tegelijkertijd gedaan kan worden, moeten de ingangen opeenvolgend bemonsterd worden. De selectie van de ingangen wordt gedaan door de multiplexer en wordt ingesteld met het ADMUX register. Elke keer dat de ADC klaar is wordt de interrupt routine aangeroepen waarin het volgende kanaal geselecteerd wordt. Merk op dat wanneer de ADC-interrupt routine wordt aangeroepen de volgende conversie al reeds gestart is. Het nieuw geselecteerde kanaal zal dus pas worden behandeld bij de daarna volgende conversie. Het resultaat van die conversie staat klaar de interrupt daarop volgend. Dit houd in dat het ADC-resultaat is dat van twee interrupts later dan de MUX is ingesteld.
Programma en informatie stroom
De ADC interrupt routine verricht de eerste verwerking van de gemeten spanning en stroom. Het berekend de gekwadrateerde waarden voor de RMS berekeningen en het product van de spanning en stroom voor het berekenen van het vermogen. Al deze resultaten, en de spanning en stroom waarden worden een vast aantal keer opgeteld om een eerste middeling te verkrijgen. Daarnaast wordt de golfvorm periodes gededecteerd en het aantal en de periodetijd geteld voor de frequentiemeting. Ook de drukknop ontdendering vind plaats tijdens de interrupt routine. Al met al een redelijk grote taak gezien deze routine 19 duizend keer per seconde wordt aangeroepen. Om de belasting te beperken worden de taken verdeeld over vier interrupts.
Al deze resultaten worden overgeheveld naar het hoofdprogramma. Hier vind een tweede middeling plaats. Voor deze secundaire middeling wordt een array gebruikt om een meer vloeiende presentatie van de meetresultaten te verkrijgen. Vier keer per seconde worden alle parameters berekend als floating point getallen uit de gemiddelde waarden en direct verkregen uit de ADC. Tegelijkertijd worden de waarden gecorrigeerd met de gevoeligheid en kalibratie informatie. Van deze eindresultaten worden de te presenteren parameters uitgekozen en naar het display geschreven.